Het is zover: pater Damiaan wordt op zondag 11 oktober in Rome heilig verklaard. Onder de mensen kun je verschillende reacties opvangen. Doorgaans zijn het positieve reacties van waardering en bewondering voor deze figuur in de zin van ‘als iemand dat verdient, dan is hij het toch wel’. Een uitspraak van iemand uit mijn kennissenkring trof mij. Hij zei: ‘Wij hebben gehoord dat pater Damiaan heilig verklaard zal worden. Moet dat nog? Voor ons is hij allang heilig! Verandert dat iets?’ Een uitspraak die te denken geeft. Zij geeft meteen het dubbele standpunt weer van waaruit dit gebeuren benaderd kan worden.

Van bovenaf

Laat ons beginnen met het eerste gedeelte van die uitspraak: ‘Hij zal heilig verklaard worden.’ Deze officiële plechtigheid in Rome is de zichtbare buitenkant. Zij is het resultaat van een kerkelijke beslissing, die steunt op een aantal vastgelegde criteria voor de kerkelijk canonisatie of heiligverklaring. Heiligen zijn martelaren of mensen die op een heldhaftige wijze de deugd beoefenden, rechtzinnig waren in de leer, gehoorzaam waren aan het kerkelijk gezag, en na hun dood wonderen verrichtten. Met die criteria wordt als het ware het kader uitgezet waarbinnen iedere heilige moet passen. Wij weten dat onder het pontificaat van Johannes Paulus II de Kerk meer officiële zaligen en heiligen gekregen heeft dan in alle eeuwen daarvoor. Dat heeft aanleiding gegeven tot een zekere devaluatie. De officiële afkondiging van een nieuwe zalige of heilige wordt een zo regelmatig terugkerend gebeuren dat zij nog nauwelijks aandacht trekt. Niet verwonderlijk in een tijd waarin geloof en meer nog de Kerk geen al te beste beurt maken. Zelfs in de katholieke pers zijn zalig- en heiligverklaringen al tot kolomvulling gedegradeerd. Is het daarom niet spijtig dat een meer dan uitzonderlijke persoonlijkheid als Damiaan tegelijkertijd met vier andere onbekende zaligen, heilig verklaard zal worden? Het lijkt haast op seriewerk. Het proces van een heiligverklaring is eerder een van bovenaf vastgesteld model. Dat is echter niet het laatste woord over een heilige. Gelukkig maar.

De stem van het volk

Wij kunnen ook vanuit een ander perspectief naar een heilige kijken. Daar verwijst het tweede gedeelte van de uitspraak naar: ‘Voor ons is hij allang heilig.’ Naast een duidelijk aanwijsbaar ingrijpen van bovenaf, is er ook altijd – en zelfs in de tijd gezien op de eerste plaats – een notie van heiligheid geweest die van onderaf gegroeid is. Aan mensen wiens leven men als voorbeeldig beschouwde, werd door het gewone volk op een min of meer spontane wijze de eretitel ‘zalige’ of ‘heilige’ toegekend. Dat kreeg concreet gestalte in een verering bij hun graf. Heiligheid wordt hier ‘van onderop’ gezien, vanuit een cultuur die behoefte heeft aan exemplarische leefvormen. Gelovigen eigenen zich vormen van voorbeeldig gedrag toe, waardoor ze zich aangesproken voelen. Heiligen worden gezien als voorbeelden van geleefd en beleefd geloof. Een heiligverklaring vormt daarbij dan de officiële bevestiging van wat er zich onder de ‘gewone gelovigen’ allang had gevormd.

‘De heilige man van Molokaï’

Het is toch opmerkelijk: ook al leefde pater Damiaan in de tweede helft van de 19de eeuw, mensen blijven naar hem opkijken, hun waardering en bewondering voor hem uitspreken. Over de grenzen van geloof en overtuiging heen weet hij mensen tot op de dag van vandaag aan te spreken. Dat krijgt een uitgesproken karakter bij gelegenheid van bepaalde gebeurtenissen en manifestaties. Telkens weer wordt hij met een golf van enthousiasme in de kijker gezet. Dat gebeurde niet alleen bij zijn overlijden. Wanneer de Londense Times in 1889 zijn doodsbericht publiceerde, ging er een schok over de wereld. Als in 1936 zijn lichaam naar België overgebracht werd en hij een nationale begrafenis kreeg, bracht dit een grootse volkstoeloop op de been. In 1945 lanceerde Raoul Follereau, onder de indruk van een bezoek aan Molokaï en van het getuigenis van Damiaan ‘de werelddag van de melaatsen’. In 1969 werd het beeld van de ‘apostel der melaatsen’ onthuld in het Capitool in Washington en Honolulu. De honderdste verjaardag van zijn overlijden in 1989 kende een grote weerklank in ons land. Zo ook toen hij in 1995 zalig verklaard werd. Het had 1994 moeten zijn, maar door een val in de badkamer zag de toenmalige paus Johannes Paulus II zich genoodzaakt zijn reis uit te stellen. Tien jaar later, in 2005, werd Damiaan in Vlaanderen verkozen tot Grootste Belg Aller Tijden. De Franstalige versie van die verkiezingen leverde hem de derde plaats op. Bekende figuren zoals Ghandi, Moeder Teresa van Calcutta en zuster Emmanuelle, de voddenraapster in Kaïro zegden uitdrukkelijk geïnspireerd te zijn door het leven van Damiaan op Molokaï. Die bewondering voor ‘de held van Molokai’ of ‘de apostel van de melaatsen’ heeft dus niet moeten wachten op de officiële heiligverklaring. De schrijver Gavan Daws, die zichzelf ongelovig noemt, heeft een uitstekende studie gewijd aan het leven van pater Damiaan, neergeschreven in een boek (een standaardwerk) dat als titel draagt: Pater Damiaan, de heilige man van Molokaï. Kan het sprekender: een ongelovige man die Damiaan ‘de heilige’ van Molokaï noemt!

Op een dubbele wijze

Het zijn dus twee bewegingen: van bovenaf, door kerkelijke heiligverklaring, en van onderop, vanuit de beleving en ervaring van het godsvolk. De heiligverklaring waarbij Damiaan ‘tot de eer der altaren’ verheven wordt, is een officieel kerkelijk gebeuren. Er spelen vele factoren mee. Ze hangt onder meer af van de voorkeur van de paus en zijn adviseurs, van speuren naar wonderen, van machtslijnen binnen de Kerk, van invloedrijke personen, lobbywerk enzovoort.

De tweede, meer impliciete weg van onderuit is meestal ondoorgrondelijker. De eretitel van ‘heilige’ werd Damiaan reeds min of meer spontaan toegekend door de stem van het volk en de praktijk van verering door de gewone gelovigen. Zijn populariteit is ongetwijfeld ingegeven door zijn bewonderenswaardige caritatieve inzet voor de uitgestotenen. De heiligverklaring op 11 oktober vormt niet meer dan de officiële bevestiging van een overtuiging die reeds lang leefde bij de mensen.

Op de vraag: hebben wij een ‘heilige’ pater Damiaan nodig?, kunnen wij een tweeledig antwoord geven. Een beetje tegenstrijdig met ‘ja en neen’. Een officiële heiligverklaring: daar zaten wij niet op te wachten, want hij is allang heilig in de harten van veel mensen. Maar onze tijd heeft wel behoefte aan figuren die hoop geven, die mensen boven zichzelf kunnen uittillen, die iets uitstralen en ons aanspreken. Zo is Damiaan voor ons vandaag nog een bemoediging. Hij heeft de diepste krachten in zichzelf tot ontplooiing gebracht. Hij wordt als voorbeeld gesteld om voor bepaalde problemen van deze tijd een oplossing te zoeken.

Niet de perfectie in persoon

Waarom blijft een figuur als Damiaan zo tot de verbeelding spreken? Dit is niet vanwege zijn morele of religieuze volmaaktheid, alsof hij over de hele lijn onberispelijk, volkomen zou zijn. Mensen zijn nu eenmaal niet volmaakt. Damiaan is niet de perfectie in persoon. Alleen daarvoor loopt niemand warm. Perfectie op zichzelf enthousiasmeert niet. Misschien is zelfs het tegendeel waar. Zijn menselijke tekorten, zijn kleine menselijke kanten en beperkingen hebben wellicht aan de bewondering nog een extra dimensie gegeven. Als Damiaan niettemin als een heilige wordt beschouwd, houdt dat in dat heiligheid niet zonder meer synoniem is met perfectie. Misschien zeggen wij te vlug dat hij een uitzonderlijk iemand was, een held: ‘de held van Molokaï’. Maar als je praat over helden, kun je ze groter maken dan ze zijn. Laten wij er geen ‘Sint Damiaan’ van maken. Dan hebben we een excuus om alleen maar vanop grote afstand bewonderend omhoog te kijken. Zo zouden we hem van zijn menselijkheid beroven. Van Damiaan wordt gezegd dat hij impulsief was. Hij had niet meteen een zacht karakter. Hij was eerder een doordrijver, een beetje een koppigaard. Ook een gevoelig iemand. Hij had geen schitterende talenten, geen opvallende schoonheid, geen buitengewone intelligentie of deskundigheid op psychologisch, sociologisch of financieel vlak. Hij was matig begaafd, hoegenaamd geen hoogvlieger. Hij was zeker geen boekenmens, geen theoreticus. Hij heeft zich ook niet teruggetrokken uit de wereld om zich te wijden aan gebed en contemplatie. Hij was geen man van grote woorden, van ronkende verklaringen. Maar hij had wel wat wij allemaal hebben: twee goede handen en vooral een groot hart. En dat is erg bemoedigend.

Vanwaar die uitstraling?

Gewoonlijk wordt een heilige elk jaar herdacht en gevierd op zijn sterfdag. Het is als het ware de geboortedag voor het nieuwe leven. Bij Damiaan is dat anders. Hij wordt niet herdacht op 15 april (zijn sterfdag in 1889), maar wel op 10 mei (de dag van zijn aankomst op Molokaï in 1873). Wat vertelt ons de weg die hij gegaan is gedurende zijn zestien jaar verblijf in de melaatsenkolonie? En wat heeft hem daar doen uitgroeien tot een heilige? Er zijn een drietal elementen, die onze aandacht vragen: hij staat voor bepaalde waarden, hij is en blijft zichzelf en ten slotte is er iets als een krachtbron waardoor hij in zijn inzet voor anderen tot voorbij zijn menselijke maat geheven en gedreven wordt. Die drie elementen die een verborgen samenhang vormen en nu verder besproken worden, zorgen voor uitstraling.

Tot het uiterste gaan

Damiaan heeft ervoor gekozen om zijn leven volledig met de melaatsen op Molokaï te delen.

Solidair met de uitgestotenen, de mensen die afgeschreven zijn, die niet meer meetellen. Mensen die geen hoop meer hebben. Hij deelde alles met hen, uiteindelijk ook hun ziekte. ‘Wij melaatsen’ was een van zijn geliefde uitdrukkingen. Hij had de moed om te gaan waar geen weg was en zo tegen de stroom van het gangbare in nieuwe wegen te banen. Daarmee heeft hij ons getoond wat het allermooiste is waartoe wij mensen in staat zijn, datgene waarin een mens zich langs zijn rijkste en schoonste kant laat zien. Het buitengewone van Damiaan ligt juist in het gewone, zijn dagelijkse inzet voor anderen. Hij deed gewoon wat hij moest doen. Maar hij heeft de gewone dingen wel op een grootse wijze gedaan. Dat is met een zuivere intentie en met de inzet van heel zijn persoon. En dat dag in dag uit, zestien jaar lang. Die inzet met een voortschrijdende vereenzelviging met de uitgestotenen, blijft tot de verbeelding spreken. Het was een onbaatzuchtige inzet, los van eigen belang, niet uit op eigen voordeel en daarin tot het uiterste gaan, compromisloos. Consequent, ook als dit ten koste gaat van grote opoffering. Volhardend, ook als je tegengewerkt wordt, ook als het moeilijk wordt, tot hij zelf melaats werd en aan deze verfoeilijke ziekte stierf. Zo’n inzet ten einde toe springt sterk in het oog. Je kunt er niet naast kijken.

Geen dubbelzinnigheid

Op de tweede plaats is Damiaan ook werkelijk zichzelf. Zijn authenticiteit spreekt aan. Hij is geloofwaardig. Hij staat voor waarden, waarvan hij zelf in zijn doen en laten de belichaming is geworden. Hij overschreeuwt zichzelf niet met grote idealen en mooie theorieën over solidariteit, maar ze krijgen in hemzelf gestalte. Hij ‘is’ solidair. Dat is veel méér dan het erover hebben en anderen proberen ertoe te bewegen. Als hij ons blijft aanspreken dan is het vanwege de vastberadenheid waarmee hij die solidariteit heeft beleefd. Werkend, biddend, lijdend. Er is een totale eenheid van denken, handelen, geloven en bidden. Heeft het woordje ‘heilig’ immers niet te maken met ‘heil’, met heel, volledig? Heel de mens is in orde. Er is een eenheid: alles is in harmonie met elkaar. Er is geen dubbelzinnigheid, geen halfslachtigheid, geen gespletenheid tussen wat hij zei en wat hij deed. De brieven die Damiaan schreef aan zijn broer, zijn overste, zijn familie thuis en zijn vrienden zijn literair geen hoogstandjes. Maar ze vertellen ons wel iets over Damiaans levenshouding. Hij was concreet in de liefde. Niet praten over God die je niet ziet, zonder de mensen te dienen die je wel ziet. Voor hem was er geen scheiding tussen geloven en beminnen, tussen vertikaal en horizontaal, tussen ontwikkelingswerk en missionering: hij zag God in de mensen en de mensen in God. Het is evangelie in zijn puurste gehalte. Het gebed en de eucharistie vormden het geheim van zijn leven en waren in zijn laatste levensdagen de bron van zijn serene vreugde. Hij straalde het geloof uit van een missionaris die niet bezwijkt aan de wanhoop en wiens naastenliefde nooit moe wordt.

Dat is precies het onderscheid tussen de heilige en het idool. Aansprekende idolen (bv. supersterren uit de film, de sport, de muziek) zijn personen die tot de verbeelding spreken van groepen mensen, beroemdheden met een bijna goddelijke status. Ze moeten aanspreken. Men moet er zich mee kunnen identificeren en het aandurven dat ook te laten zien. In de voorbeeldfunctie die idolen hebben, is het echter niet doorslaggevend of zij er in hun eigen leven ook daadwerkelijk naar leven. Daarin verschillen ze juist van heiligen. Bij die laatsten is de relatie tussen hun voorbeeldkarakter en hun daadwerkelijke leven veel sterker. Zij ontlenen hun voorbeeldkarakter aan wie zij zijn en hoe zij leven. Zij belichamen het goede voorbeeld in hun eigen leven.

Een mens waar Gods licht doorheen schijnt

Een derde reden waarom een persoon als Damiaan een heilige geworden is, is de overtuiging dat in hem een innerlijke kracht en inspiratie aan het werk waren die groter zijn dan de menselijke maat. Die kwamen tot uiting gedurende die zestien jaar dat hij op Molokaï tussen zijn melaatsen verbleef, waardoor zijn inzet een uitstraling kreeg en ging glanzen op een wijze die fascineert en eerbied oproept. Er was iets dat menselijke prestaties te boven gaat. Hier zitten wij bij de kern van de zaak: zijn inzet, zijn toewijding, zijn trouw ondanks de uitzichtloosheid, ondanks tegenkantingen en vormen van zeer persoonlijk lijden, verwijzen naar iets dat groter is dan hijzelf, dat van elders komt, van ‘buiten en van boven’ (Dag Hammarskjöld). Van ergens anders, van iemand anders, van de grote Andere die wij God noemen. In het gewone van zijn bezig zijn gebeurde iets buitengewoons. Zo is zijn leven een lichtpunt, in de zin dat het licht doorlaat. Het is transparant, helder en doorzichtig geworden. Het laat iets van God zien. Zoals de kleurrijke glasramen in onze kerken waar de figuren van heiligen op afgebeeld staan. Als het licht van de zon op de ramen valt, worden ze plots veel mooier. De afgebeelde mensen komen veel beter tot hun recht. Je zou kunnen zeggen – zoals het kleine kind vol verwondering opmerkte – dat het mensen zijn waar het licht doorheen schijnt. Als Damiaan een heilige genoemd wordt, wil dat zeggen dat hij een mens geworden is waar Gods licht doorheen schijnt. ‘Enthousiasme’ houdt etymologisch verband met ‘en theo’-zijn: in God, bezield door God. Heeft Damiaan zelf niet bekend in zijn brieven dat zonder de eucharistie, de biecht, het gebed en het geloof – dus zonder een innige verbondenheid met God – hij het nooit op Molokaï zou hebben uitgehouden? Deze echte liefde die tot het uiterste gaat, kan die wel ergens anders haar wortels en inspiratie hebben dan in God?

Hier ligt het verschil tussen de heilige en de held. Damiaan putte zijn liefde niet uit menselijke heldhaftigheid, een sterk karakter, een ijzeren wil. Die had hij ook. Maar als het alleen dat was geweest, dan zou Damiaan alleen een held zijn. Hij is meer dan een held. Een held haalt zijn kracht uit zichzelf, uit eigen inzet en doorzettingsvermogen. Hij is een wonder van wilskracht. Hij zegt: ‘Kijk eens wat ik kan, wat ik presteer.’ Men prijst hem om zijn prestaties en verdiensten. De bewondering blijft dus steken bij de held. Een heilige daarentegen is geen resultaat van eigen ijzeren wilskracht. Hij is een wonder van genade. Als je naar hem opkijkt, verwijst hij je verder, hogerop. Hij is zoals de maan die zegt: ‘Kijk niet naar mij, al wat ik heb komt van de zon.’ Hij heeft zichzelf niet opgetild tot die hoogte. God heeft hem gemaakt tot wie hij is.

Een man van zijn tijd en voor onze tijd

Damiaan is een heilige geworden van bij ons. Hij die gekozen werd tot de Grootste Belg Aller Tijden, wordt nu als voorbeeld gesteld, naar wie overal ter wereld mensen opkijken.

Hij is een man van zijn tijd, maar hij wordt ook een voorbeeld voor onze tijd. Hij is een moderne heilige, die door zijn krachtig geloof, zijn hoop tegen zoveel ontmoediging in en zijn radicale liefde mensen blijft boeien en aantrekken. Hij staat daadwerkelijk, ten koste van grote opoffering als dat nodig is, voor waarden waarvoor vele mensen ook zouden willen staan. Zijn inzet ervaren wij als een impuls voor eigen handelen, een aansporing ook om ons gelovig-zijn in deze pluralistische samenleving niet weg te moffelen. Dat is veel uitdagender en indringender dan allerhande mooie theorieën en argumenten zouden kunnen zijn.