In een vorige nieuwsbrief (nr 19 september 2018) publiceerden we de fascinerende geschiedenis van het Hawaïaanse godenbeeld uit de collectie van het Damiaanmuseum. De onduidelijkheid over de identiteit van de uitgebeelde godheid zorgde voor een open einde en een aantal lezers waren nieuwsgierig naar een verdere identificatie van het beeld. Dankzij verder onderzoek kunnen we alvast een aanzet van een definitief antwoord geven.

Ai’ai, de zoon van de god Ku’ula

Cruciaal hierbij is de extra informatie over de vindplaats van het beeld die vermeld wordt in een brief uit 1920 bewaard in het archief van het Bishop Museum in Honolulu, Hawaï (VS) (dossier 1936.151. Catholic Diocese Honolulu – Rev. Van Houtte. Brief van pater Reginald Ijzendoorn aan Mr. Stokes, Honolulu, 7 februari 1920). Hierin schreef pater Reginald : “Father James Beissel who found it writes: ‘The kamaainas say it name is Aikii; I found it in a cave in a place called Makaeo, about a mile’s distance from Kailua (Kona. Hawaii) along the seashore towards Kohala’.”

Copyright Damiaan Vandaag

Nog in de negentiende eeuw woonde op deze plaats de vissersgemeenschap Opelu die bij de plaatselijke inwoners ook bekend stond als Makaeo. De oorspronkelijke bewoners en hun dorp moesten in 1949 plaats ruimen voor de luchthaven van Kona (nu Old Kona Airport recreation area). Tot de goden die door deze gemeenschap vereerd werden, behoorden zeker Ku’ula, de beschermgod van zee en vis, en zijn zoon Ai‘ai’a Ku’ula (Ai’ai, zoon van de god Ku’ula), de beschermgod van de vissers.

Wat is dan het verband met Aikii waar de paters Beissel en Ijzendoorn over spreken? In de Hawaïaanse taal slaat het woord Ki’i op een beeld met een menselijke vorm. Ai is een afkorting van de naam Ai‘ai’. Aikii zou hier dus betekenen : beeld in de menselijke vorm van Ai, de zoon van de god Ku’ula. Honderd percent zekerheid over de identiteit van ons godenbeeldje zullen we wellicht nooit meer krijgen. Met de informatie waarover we nu beschikken is dit een aannemelijke uitleg.

Ai’ai’a Ku’ula

De god Ku’ula woonde met zijn vrouw op het eiland Maui in de buurt van wat nu Hana heet, samen met zijn jongere broer Ku‘ula-uka. De broers verdeelden het werk onder elkaar. Ku‘ula-uka legde zich toe op de landbouw terwijl Ku‘ula-kai zich inzette voor de visserij. Ku‘ula in een menselijke gedaante bouwde als eerste een visvijver. Hij had bovennatuurlijke krachten en met de kracht van zijn woord kwamen de vissen naar zijn visvijver.

Toen een reuzenpaling met goddelijke krachten de vis uit deze visvijver kwam roven, kon Ku’ula de aal vangen met zijn haak en hem doden met een steen waardoor zijn aanzien steeg bij de vissers. De oppasser van de goddelijke paling was woest en overtuigde de koning en de bevolking om Ku’ula, zijn vrouw en zijn kind ter dood te brengen. Ze werden gevangen genomen en vastgebonden in hun huis. Hun huis werd in brand gestoken maar nog voor ze door de vlammen stierven werden Ku‘ula en zijn vrouw getransformeerd in een zeestroming. Ai kon opstijgen uit de vlammen en samen met de rook kon hij opklimmen naar de heuvels waar hij zijn toevlucht zocht in een grot.

De vier magische voorwerpen die hij van zijn vader gekregen had, had hij bij zich : de vishaak (manaiaakalani),de stok met lokaas (kahuoi), de cowry schelp (lehoula), en de steen (kuula). Zoals zijn vader hem gevraagd had,trok hij rond op de verschillende eilanden om visvijvers (ko’a) aan te leggen en om altaren(kuula) te bouwen op de visgronden. Zijn vader indachtig bad hij bij elke kuula en telkens offerde hij de eerste twee vissen van zijn vangst. De vissers volgden zijn voorbeeld.

Op Kalaupapa, Molokaï liet Ai’ai zijn magische steen (die de vissen lokt) achter. Ai’ai ‘a Ku’ula (Aikii) werd niet vergeten. Zelfs nu worden bepaalde rituelen bij elke vangst nog herhaald.

Copyright Studio R. Asselberghs – Frédéric Dehaen Brussels

Naar Martha Beckwith en met dank aan Lieve Hoogewys