De vakantie is begonnen. De alledaagse drukte tempert wat. Vakantie is een tijd om op adem te komen, een tijd van rust en ontspanning. Ten tijde van Pater Damiaan kwamen de verbannen melaatsen niet op vakantie op Molokaï. Dit eiland, een paradijs voor de buitenstaander, was voor de zieken de wachtkamer van de dood. Damiaan bracht hun ontspanning en verstrooide hun geesten. Met muziek, sport en spel bracht hij opnieuw leven op het doodse Molokaï.

Een koor en een fanfare

Chaos en wanorde, wanhoop en ontreddering kenmerkten de melaatsenkolonie van Molokaï toen Damiaan er in 1873 aankwam. Als katholieke priester-missionaris bracht hij geloof en hoop. Het christelijke geloof gaf de ter dood opgeschreven melaatsen kracht en houvast. Mede dankzij de eucharistievieringen vormde zich langzamerhand een nieuwe gemeenschap. Een koor van melaatsen luisterde de vieringen op. Aan zijn broer Pamfiel schreef Damiaan herhaaldelijk dat hij eens moest komen luisteren naar ‘zijn kinderen’ als ze de hoogmis zongen. Instrumentale begeleiding mocht zeker niet ontbreken. Aan het orgel zaten twee melaatsen die door de ziekte vingers misten. Ze hielpen elkaar en zorgden voor een ontroerend samenspel.

Naast de zondagsmissen brachten ook processies, hoog bezoek en zelfs begrafenissen de kolonie in feeststemming. Damiaan richtte al een jaar na zijn aankomst een fanfare op en zorgde voor instrumenten. Zijn fanfare maakte werkelijk indruk. De Amerikaanse legerarts G.W. Woods schreef na zijn bezoek aan Molokaï: “Bij het vallen van de avond, kwam Pater Damiaan me opzoeken aan het hoofd van zijn melaatse muzikanten, die werkelijk goede muziek wisten te maken met hun trommels en hun fluitjes door Pater Damiaan gemaakt uit het blik van enkele lampoliecontainers” (Artikel dr. G.W. Woods in New York Freeman’s Journal, 15 juli 1899).

Fanfare van Molokaï, omstreeks 1890 - Copyright Damiaan Vandaag

 

Damiaan riep ook verschillende verenigingen in het leven die meeliepen in begrafenisstoeten en processies. Een processie leek telkens heel de kolonie in beweging te brengen: “Voorop gingen het kruis en een grote, zware vlag, dan kwamen tamboers en blikken muziekinstrumenten, gevolgd door twee verenigingen met hun Hawaiiaanse vlag. Dan de twee bonden van christenvrouwen, gevolgd door de mannen, de zangers (…). Tenslotte de wierookzwaaiers, de bloemenmeisjes enz. en dan het baldakijn omringd door vier lantarens, versierd met veldbloemen. Een draagbaar, mooi versierd altaar verhoogde nog de praal van de processie”(Brief Damiaan aan zijn generale overste, 26 augustus 1886).

Sport en spel

Op verzoek van de Hawaiiaanse Gezondheidsraad, die als regeringsinstantie de verantwoordelijkheid droeg over de melaatsenkolonie en haar bewoners, schreef Damiaan in 1886 een rapport over de toestand van de kolonie. Daarin benadrukte hij het belang van lichaamsbeweging voor de zieken. Lepra belemmert de bloedsomloop en tast spieren en zenuwen aan. Als de zieke niet langer probeert te bewegen en zich volledig overgeeft aan de ziekte, dan zou hij of zij snel verworden tot een wrak. Damiaan leerde zijn melaatsen opnieuw bewegen. Hij promootte het paardrijden. Een ritje te paard tussen de twee dorpen, Kalawao en Kalaupapa, maakte een ander mens van je. Hij organiseerde paardenrennen die een groot succes kenden en de kolonie deden bruisen. Er werd zelfs gegokt. Damiaan prees wandelen aan om de bloedsomloop te bevorderen. De melaatsen, vooral de kinderen, genoten wel eens van een verfrissende zwempartij. De weeskinderen droegen werkelijk zijn hart weg. Hij ontfermde zich over hen als een vader, gaf onderwijs en maakte tijd om met hen kind te zijn en te spelen. Tegen het einde van Damiaans leven ontfermde de Amerikaan Jozef Dutton, één van Damiaans helpers, zich over de jongens. Van hem leerden ze honkballen. Kort voor zijn dood deed Damiaan nog een bestelling knikkers voor zijn weesjongens.

Pater Damiaan bracht vreugde en ontspanning in de hel van Molokaï. Hij bouwde niet enkel huisjes, weeshuizen voor jongens en meisjes, een hospitaal, kerkjes, een waterleiding en een winkel die de levenskwaliteit in de kolonie wel degelijk ten goede kwamen. Hij bouwde meer nog aan een vreugde- en vredevolle gemeenschap. Weeskinderen konden kind zijn en onbezorgd spelen. Volwassen zieken probeerde hij opnieuw een menswaardig bestaan te geven. Zo liet Damiaan zijn melaatsen een glimp zien van wat het Rijk Gods op aarde zou kunnen betekenen.

Verschenen in: Damiaan Vandaag. Driemaandelijks informatiebulletin van het project Damiaan Vandaag, jrg. 12, nr3, juli, augustus, september 2012.