Hartverscheurend was de pijn en het verdriet van de mensen in de leprakolonie van Molokai, zo schreef Damiaan in zijn brieven. Met tranen in de ogen probeerde hij goed te doen. En toch, als hij bij zijn zieke parochianen op huisbezoek ging, toverde hij een glimlach op zijn gezicht om hun nieuwe hoop en moed te geven. Die glimlach vol humor kenmerkte Damiaan ten voeten uit. Het verhaal van Damiaan is er niet enkel één van ziekte en pijn maar ook van hoop en vreugde. Een traan én een lach tekenen Damiaans leven.

Deugnieterij

Al in zijn kindertijd moet Jef De Veuster, de latere Damiaan, veel gelachen hebben. Hij was een echte boerenjongen die graag de handen uit de mouwen stak en hielp waar het kon maar evengoed te vinden was voor kattenkwaad en deugnieterij. Dat wist Moeder De Veuster maar al te goed. En ook de plaatselijke timmerman ondervond het zelf. Hij beval Jef dringend op te krassen want hij maakte al het timmergereedschap bot. Toen Jef op het punt stond te kiezen voor een religieuze loopbaan, verontschuldigde hij zich bij zijn ouders voor alle kwajongensstreken die hij in zijn jeugd had uitgehaald. Daarmee had hij hun in zijn ogen genoeg verdriet gedaan.

Uitbundige lach

Jef trad in bij de paters van de Heilige Harten in Leuven en ging voortaan als Damiaan door het leven. Diep vanbinnen bleef hij die boerenjongen uit Tremelo. Natuurlijk wilde hij een goed religieus zijn. Hij was ijverig en volhardend maar tegelijk verloor hij zichzelf en zijn opgewektheid niet. Zijn uitbundige lach verbrak al eens de stilte in de Leuvense kloostergangen. Zijn broer Auguste, pater Pamfiel, maakte hem er dan attent op dat hij zich toch beter wat kon intomen. De deugniet Damiaan trok zijn stoute schoenen aan en kreeg uiteindelijk van zijn grote baas in Parijs toestemming om in de plaats van zijn broer als missionaris naar de Hawaï-eilanden te vertrekken.

copyright Joris Snaet

De schapen van Jef

Het missionarisleven was niet eenvoudig. Damiaan had zijn donkere gedachten en depressieve gevoelens. Zijn geloof en ook zijn humor gaven hem de veerkracht om vol te houden. De brieven uit zijn periode op Big Island, het eiland Hawaï, staan vol humor en zelfs collega’s konden niet voorbij aan Damiaans overwegend vreugdevolle karakter. Zuster Marie-Stanislas die hem goed kende, getuigde hoe Damiaan het taalprobleem in het begin op ludieke wijze verhielp. Kon hij tijdens het preken niet op een Hawaïaans woord komen, dan nam hij zijn zakdoek, snoot luid zijn neus en ging gewoon verder. Damiaan had het zelf over zijn onmetelijke parochie op Hawaï als een beetje groter dan Tremelo. In werkelijkheid was zijn werkgebied natuurlijk heel wat groter. Wanneer hij berichtte over zijn bouwwerkzaamheden aan een nieuwe kerk, had hij het over een zekere Jef die de bouwmeester was. Damiaan hield naast zijn missionariswerk ook boerderij op Big Island. Nadat hij voor de schapen van de heer had gezorgd, hield hij zich bezig met die van Jef. Op een gegeven moment noteerde hij in een brief aan zijn overste dat de missie meer koeien dan cash geld had.

In goed gezelschap

Damiaan was erg gesteld op zijn Hawaïaanse parochianen en ook omgekeerd zagen zij hem graag komen. Vriendelijk noemden ze hem Kamiano. Ze hielpen hem bij het bouwen van nieuwe kerken. Was het bouwwerk voltooid, dan vierden ze samen feest. Damiaan hield van de Hawaïaanse gastvrijheid. Hij zat vaak mee aan tafel. Hij werd echt één van hen.
Net als Damiaan waren ook zijn Hawaïaanse vrienden te vinden voor een goede grap. Ambrose Hutchison die Damiaan goed kende, vertelt in zijn Memoires volgende anekdote. Eens was Damiaan te gast bij een Hawaïaans gezin. Hij werd als een koning ontvangen en zat mee aan een rijk gevulde tafel. Met smaak at hij van een heerlijk vleesgerecht dat hij hield voor varken op Hawaïaanse wijze. Na het eten bleef hij nog lang gezellig napraten met de gasten. Opeens vroeg de gastheer aan Damiaan of hij wist wat hij gegeten had. “Ja natuurlijk”, antwoordde Damiaan zonder aarzelen: “varken met poi en zoete aardappel”. Het aanwezig gezelschap schoot in de lach. “Je hebt geen varken gegeten”, zei de gastheer. “Toch wel”, hield Damiaan vol. “Toch niet”, zei de gastheer. Hij ging opnieuw naar binnen en haalde een schotel met daarop een gebakken hondenkop. “Dit schiet er nog over van wat je hebt opgepeuzeld”, zei de man. Damiaan besefte nu maar al te goed dat hij was beetgenomen. Hij was helemaal niet kwaad maar schoot zelf in de lach.

copyright Joris Snaet

Koffie en kippen

Zelfs toen hij in de leprakolonie op Molokai actief was en het elke dag  bittere ernst was, verloor Damiaan zijn glimlach niet. Dat getuigen mensen met wie hij toen samenwerkte. Ook zijn brieven vanop Molokai staan vol humor. Aan zijn broer schreef hij na enkele maanden dat hij in het hospitaal zat met een stevige baard. Op dat moment waren er nog geen vaste dokters. Ze zouden toch nutteloos zijn met al hun kennis, zo voegde Damiaan eraan toe. De ziekte was ongeneeslijk! Natuurlijk was de leprakolonie op Molokai niet zomaar een parochie zoals elders. Toch stelde Damiaan het wel zo voor aan zijn ouders om hen en zeker zijn moeder niet ongerust te maken. Onomwonden vermeldde hij dat de lepraziekte besmettelijk is. Zijn ouders hoefden zich evenwel helemaal geen zorgen te maken. Zijn gezondheid was goed en ze zouden hun zoon Jef meteen herkennen. Hij was geen haar veranderd.
Overdag hield hij zich bezig met ziekenbezoeken. ’s Avonds laat was hij weer thuis. Zijn klein geluk was een kop koffie elke dag en niet te vergeten zijn uitgebreide groep kippen die hem eitjes schonk à volonté. En terloops droeg hij zijn vader op: het is niet omdat ik hier geen ijs of sneeuw meer zie, dat je geen schaatsen voor al jouw kleinkinderen moet kopen!

Ridder in de biechtstoel

Het alledaagse leven in de leprakolonie beschreef Damiaan met een traan in de ogen en een glimlach op de lippen. De eer die hem te beurt viel, relativeerde hij.
Zijn broer moest zeker eens komen luisteren naar de hoogmis. Hij had twee organisten die met vier misvormde handen aan het klavier hemelse klanken lieten horen. Of Damiaan zeker wist of een bepaalde jongen het geloofsonderricht in de vingers had, kon hij niet zeggen want de jongen in kwestie had geen vingertoppen meer door de ziekte. In 1881 werd Damiaan door het Hawaïaanse koninghuis geridderd voor zijn verdiensten. De bisschop kwam hem plechtig het ridderteken overhandigen. Fijntjes merkte Damiaan op dat zijn ridderkruis feller schitterde dan dat van de bisschop. Verder bracht de kersverse ridder de dag vooral door in de biechtstoel.
Toen de zusters Franciscanessen in november 1888 op Molokai aankwamen, liet hij zijn gelovigen tijdens de preek weten dat ze zich niet zomaar meer mochten overslapen en de mis overslaan nu de zusters hier waren.
De dood was alomtegenwoordig in de leprakolonie. Eenmaal goed ziek voelde Damiaan zijn einde naderen en hij schreef dat ook hij weldra onder de groene zoden zou liggen.

copyright Joris Snaet

Grappen en dollen

Dokter Arthur Mouritz die van 1884 tot 1887 vaste dokter in de leprakolonie was, beschreef Damiaan treffend als de grappende buitenjongen van weleer. Damiaan was altijd te vinden voor een grap en wat plagerij. De dokter merkte ook op dat Damiaan regelmatig tijd vrijmaakte om te spelen met de weeskinderen voor wie hij als een vader was. Vol overgave sprong Damiaan touwtje en speelde hij tikkertje, verstoppertje, blindemannetje, enz.

Universeel medicijn

Als dokter van de ziel paste Damiaan elke dag een universeel medicijn toe dat ook op Molokai doeltreffend was. Hij beschreef de ingrediënten in zijn medisch handboek:
1 portie Geduld, 2 porties Opgewektheid, 2 porties Levenswijsheid, 2 porties Moed en 1 portie Volharding, vermengd met warme koffie met aangenaam humeur”.

Zijn luide lach, zijn gulle sympathie en zijn inspirerende aantrekkingskracht zijn de typische kenmerken van iemand die onder alle omstandigheden goed werk doet en die, in dit geval, een terrein heeft gekozen waar hij het allerbeste werk kan doen. Dat was pater Damiaan

zo schreef de Amerikaanse auteur Charles Warren Stoddard die Damiaan in 1884 bezocht op Molokai.
Zijn geloof en zijn humor maakten Damiaan tot wie hij was en gaven hem de kracht vol te houden en zichzelf ten volle in te zetten voor de ongeneeslijke zieke mensen van Molokai.

copyright Joris Snaet

Ruben Boon, Damiaan Vandaag

Klik hier voor een printvriendelijke versie van dit artikel: Artikel De humor van Damiaan