Pater Damiaan (1840-1889) blijft als negentiende-eeuwse priester-missionaris verbazen, ook in deze eenentwintigste eeuw. In 2005 werd hij Grootste Belg. Nog geen twintig jaar later haalt hij de Vlaamse Canon niet. De media in 2005 en in 2023 begrijpen er niets van. Ze zijn telkens stomverbaasd over zijn (niet-)verkiezing.

Damiaan is klaarblijkelijk toch maar moeilijk weg te denken uit het collectieve geheugen. Het beeld van de pater, die aan de andere kant van de wereld zijn leven geeft voor ongeneeslijke zieke mensen, blijft fascineren en inspireren. Het lijkt haast een onaantastbaar beeld dat moeiteloos de tand des tijds en kritische stemmen doorstaat. Toch kan het geen kwaad om dat beeld kritisch te bekijken en telkens weer een nieuwe blik te werpen op de figuur van Damiaan. Damiaan kan je immers maar moeilijk vastpinnen op één beeld, zeker als je luistert naar de diverse stemmen, die iets over hem of over de tijd waarin hij leefde, te zeggen hebben. Wist je bijvoorbeeld dat Damiaan een migrant was, racistische en paternalistische vooroordelen had en meer Hawaïaan geworden was dan hij waarschijnlijk zelf besefte?

Migrant

Damiaan groeit op in Tremelo. Hij gaat naar het klooster van de paters van de Heilige Harten in Leuven en trekt voor zijn religieuze opleiding naar de Franse hoofdstad Parijs. Wanneer hij toestemming krijgt om de plaats van zijn broer als missionaris in te nemen, vertrekt hij in Leuven, via Scherpenheuvel, naar Parijs. Even later reist hij van Parijs naar het Duitse Bremerhaven. In Bremerhaven scheept hij in voor een bijna vijf maanden durende bootreis naar de Hawaï-eilanden aan de andere kant van de wereld. Hij neemt afscheid van familie en vrienden en migreert definitief naar het buitenland. Daar krijgt hij een warm en gastvrij welkom. Damiaan weet goed wat hem te doen staat. Hij is doordrongen van zijn verheven missie het christelijke geloof te verkondigen. Hij meent dat de Hawaïanen vol verwachting op zijn geloofsboodschap zitten te wachten. Hij denkt zelfs dat ze niet waarachtig kunnen leven zonder dat christelijke geloof. Straffe gedachten voor een migrant.

Damiaan voor vertrek naar Hawaï, 1863 – copyright
Archiefcollectie Damiaan, Paters H. Harten, Leuven

Damiaan is wel degelijk een migrant, “iemand die naar een andere streek of ander land verhuist”, zo luidt de omschrijving in Van Dale.
Maar welke migrant denkt vandaag dat ze in het land van aankomst op zijn of haar verheven boodschap zitten te wachten? Zelfs een warm en gastvrij onthaal is spijtig genoeg helemaal geen zekerheid. Die Damiaan blijft verbazen. Hij blijkt nu ook migrant te zijn. Wat je niet allemaal ziet, als je met een nieuwe blik naar Damiaan kijkt.

Racistische en paternalistische vooroordelen

Na aankomst in zijn nieuw vaderland, krijgt Damiaan nog een spoedcursus theologie en begint hij de Hawaïaanse taal te leren. Hij wordt priester gewijd en als missionaris uitgestuurd naar het eiland Hawaï. Hij kan niet wachten om zich te wijden aan zijn verheven missie het christelijke geloof te verkondigen aan de Hawaïanen. Damiaans blik is evenwel niet onbevangen. Hij heeft bij aanvang al de nodige vooroordelen die zonder twijfel als racistisch en paternalistisch kunnen bestempeld worden. Bij zijn vertrek schrijft hij aan zijn familie:

“Zo staan we dan, beste ouders, op het punt om niet alleen onze vaders en moeders, broers en zussen, niet alleen onze tweede familie, dit wil zeggen de medebroeders in Leuven en Parijs, te verlaten, maar ook het mooie Europa. We gaan leven op een zee die vaak stormachtig is en klaar om ons op te slokken. We gaan leven met onbeschaafde mensen, die in allerlei opzicht nog wilden zijn. Het is een groot offer voor iemand die veel houdt van zijn ouders, zijn familie, zijn confraters en het land waarin hij is geboren” (Brief aan zijn ouders en familie, 30 oktober 1863).

Damiaan en het meisjeskoor van Kalawao, 1878 – copyright Archiefcollectie Damiaan, Paters H. Harten, Leuven

Als priester-missionaris beschouwt Damiaan zich als een herder tussen zijn schapen en een vader tussen zijn kinderen.

“Wat mij betreft, dierbare ouders, ik ben erg gesteld op onze arme Hawaïanen vanwege hun eenvoud en ik doe wat ik kan voor hen”, zo laat hij zijn ouders weten, “Van hun kant houden ze van mij zoals kinderen van hun ouders. Door deze wederzijdse band hoop ik hen voor de Goede God te winnen. Want, als ze van de priester houden, dan zullen ze ook snel van de Heer houden, van wie de priester de dienaar is” (Brief Damiaan aan zijn ouders, 24 oktober 1865).

Damiaan is een kind van zijn tijd. Onmiskenbaar kenmerken racisme en paternalisme zijn missionariswerk. Geloof het of niet, ook Damiaan heeft dus zijn vooroordelen. Gelukkig geraakt hij er niet in verstrikt.

Hawaïaan

Damiaan is een ijverige priester-missionaris. Hij keert niet terug naar België en zal uiteindelijk langer op Hawaï leven en werken dan in Europa. Hij spreekt de Hawaïaanse taal, gaat bij de Hawaïanen thuis op bezoek, luistert naar wat hen bezighoudt, eet uit dezelfde kom, drinkt uit dezelfde kalebas, weigert een aangeboden slaapplaats niet. Samen bouwen ze kapellen en vieren ze feest. Samen zoeken ze troost en verzorgen ze zieken. Door die alledaagse ontmoetingen overwint Damiaan langzamerhand zijn vooroordelen. Damiaan is onder de indruk van de Hawaïanen en hun gastvrijheid:

Je kan geen beter volk vinden: vriendelijk, aangenaam, zachtaardig. Ze zijn niet bezig met zich te verrijken, met verfijnd te leven en zich duur te kleden. Wel zijn ze erg gastvrij. Ze onthouden zichzelf van het een en ander om ervoor te zorgen dat je niets tekort komt. Zoek je een plek om te overnachten, dan kan je steeds blijven logeren”, zo vertelt hij zijn broer (Brief Damiaan aan zijn broer Pamfiel, 23 augustus 1864).

Uit deze ontmoetingen tussen Damiaan en de Hawaïanen groeien stevige affectieve banden en vriendschappen. Hij ziet alle Hawaïanen als familie. Dat is ook één van de redenen waarom hij niet twijfelt om te gaan leven en werken op Kalaupapa, de lepranederzetting van Molokai. Het afscheid van zijn Hawaïaanse parochianen op het eiland Hawaï valt hem echter wel zwaar.
Damiaan gaat naar Kalaupapa en blijft er tot aan zijn dood. Ook daar spreekt hij de taal, gaat hij bij de Hawaïanen thuis op bezoek, luistert naar wat hen bezighoudt, eet uit dezelfde kom, drinkt uit dezelfde kalebas, verzorgt de zieken. Samen bouwen ze huizen en vieren ze feest. Samen zoeken ze troost en verzachting van de pijn.

Damiaan en de weesjongens van Kalawao, 1889 – copyright Archiefcollectie Damiaan, Paters H. Harten, Leuven

Als witte man bewaart Damiaan geen afstand. Hij toont geen schrik voor de ziekte en wint het vertrouwen. Zo overbrugt hij culturele verschillen. Damiaan is zo meer Hawaïaan dan hij waarschijnlijk zelf besefte. Door zijn familiale verbondenheid met alle Hawaïanen, zijn zorg en liefde voor iedereen zonder onderscheid, belichaamt hij drie fundamentele Hawaïaanse waarden bij uitstek: ohana (familie), malama (zorg) en aloha (liefde).

“Hij behandelde hen zoals ze verwachtten dat ze door hun eigen familie behandeld zouden worden. Omdat degenen die hem op Big Island (= eiland Hawaï) hadden gekend zich tot hem wendden voor hulp, begonnen de anderen te merken wat hij probeerde te doen. Ze gingen hem accepteren om wie hij was. Hij werd geaccepteerd omdat hij een eenvoudige man was. Damiaan was nuchterder, stond met de beide voeten op de grond, meer zoals de Hawaïanen… Hij bewees zichzelf door de aanraking met de handen. Ik heb het de ouderen horen zeggen: gewoon de aanraking …”, zo getuigt Richard Marks die in 1956 zelf naar Kalaupapa werd gestuurd.

In de Vlaamse canon of niet, Grootste Belg Damiaan blijft verbazen. Zo was hij migrant, had hij racistische en paternalistische vooroordelen en werd hij meer Hawaïaan dan hij ooit zelf kon vermoeden. Een mens is altijd meer dan één beeld, één identiteit en één overheersende eigenschap of kwaliteit.

(Wordt vervolgd)

Ruben Boon, projectleider Damiaan Vandaag en inhoudelijk coördinator Damiaanmuseum

Voor een printvriendelijke versie van dit artikel: Nieuwe blik op Damiaan (deel 1)