Franciscus van Assisi (1182-1226)

“In zijn heilig verlangen om zich geheel weg te cijferen zocht hij de melaatsen op. Hij deelde hun leven en omwille van God stelde hij zich met de grootste toewijding in hun dienst. Niet alleen waste hij hun door ziekte wegterend lichaam, maar ook hun etterende wonden maakte hij schoon”,

zo schrijft de dertiende-eeuwse franciscaan Thomas van Celano over zijn beroemde ordestichter, Franciscus van Assisi. Als zoon van een rijke koopman is Francesco voorbestemd de succesvolle lakenhandel van zijn vader over te nemen. Hij kiest evenwel een minder vanzelfsprekende levensweg, in de voetsporen van Jezus Christus. Een ontmoeting met een melaatse man aan de kant van de weg betekent voor Francesco de ommekeer.

Melaatse jongen, Molokaï, circa 1900 - copyright Damiaan Vandaag

 

Hij overwint zijn weerzin en walging, stapt op hem toe en kust zijn omzwachtelde hand en verzworen wang. Francesco wordt Franciscus. Vrijwillig laat hij zijn luxeleven voor wat het is, en kiest voor een onzeker bestaan in armoede, eenvoud en onthechting. Het evangelie is zijn leidraad, Jezus van Nazareth zijn gids. Zo verloren en onrustig hij was als koopmanszoon, zoveel vrede en vreugde vindt hij in zijn nieuwe leven, als leerling van Jezus. Als een melaatse aan de kant van de weg, in de marge van de samenleving, spreekt Jezus tot Franciscus’ hart. En Franciscus laat zich raken. In Jezus’ boodschap van naastenliefde vindt hij de ware rijkdom van zijn leven die hij met iedereen overvloedig wil delen.

Damiaan van Molokaï (1840-1889)

“Ze zijn afschuwelijk om aan te zien, maar ook zij hebben een ziel die is vrijgekocht tegen de prijs van het eerbare bloed van onze goddelijke redder. Ook Hij heeft in zijn goddelijke liefde de melaatsen getroost. Als ik hen niet kan genezen zoals Hij, kan ik hun tenminste troost bieden”,

schrijft Damiaan in een brief aan zijn algemene overste. Jozef De Veuster zou de boerderij en graanhandel van zijn vader overnemen. Met het oog hierop stuurt zijn vader hem naar de handelsschool in het Henegouwse Braine-le-Comte. Daar rijpt echter een andere roeping. Niet de handelswereld maar het religieuze leven ziet Jozef voor zich weggelegd. In de voetsporen van zijn broer treedt hij in bij de Congregatie van de Heilige Harten. Jozef wordt Damiaan. Niet veel later vertrekt hij naar de missie op de Hawaii-eilanden. Wanneer de bisschop vrijwilligers zoekt om de parochie in de melaatsennederzetting van Molokaï te bemannen, zegt Damiaan volmondig: ja!

Damiaan en zijn weesjongens, Molokaï, 1889 - copyright Damiaan Vandaag

Wat aanvankelijk een beurtrol zou zijn, wordt zijn levenswerk. “Dit is mijn taak op deze wereld”, zo vertelt hij in 1876 aan de Amerikaanse dokter Woods die hem een bezoek brengt, “Vroeg of laat zal ik melaats worden, maar wellicht niet voordat ik mijn mogelijkheden tenvolle heb benut voor het welzijn van mijn onfortuinlijke zieke kinderen. Ik poog hen bij te staan op geestelijk en materieel vlak en ook als verzorger van hun lichamelijke wonden”. Damiaan overwint zijn afschuw, zijn walging. Doorheen de misvormde en verminkte gezichten van ‘zijn’ melaatsen ziet hij mensen, Gods kinderen. De noodkreet van ‘zijn’ melaatsen is de oproep van Jezus: wat je aan de minsten, de kleinste mensen hebt gedaan, dat heb jij voor mij gedaan. Damiaan geeft gehoor. Hij laat zich raken. In het spoor van Jezus, laat hij de melaatsen op Molokaï overvloedig delen in Gods naastenliefde.

Jezus van Nazareth (ca. 0 – ca 33)

Als Jezus niet de uitverkoren zoon van zijn hemelse vader zou zijn, dan had zijn aardse vader Jozef hem ongetwijfeld voorbestemd zijn timmermanszaak over te nemen. Jezus leeft in het begin van de eerste eeuw, in het Midden-Oosten, in het stadje Nazareth. Hij kiest niet voor werelds succes maar getuigt in woord en daad van een koninkrijk van God, een hemel op aarde waar er vrede en welvaart heerst voor iedereen. Jezus van Nazareth is niet mainstream. Jezus van Nazareth kiest niet de weg van de minste weerstand maar de smalle, steile weg. Succes en prestige verre van verzekerd! Jezus doet wonderbaarlijke dingen. Hij doet wat niemand anders doet. Hij zoekt mensen op aan de rand, in de marge zonder enig maatschappelijk aanzien. Doelbewust zoekt hij zelfs de ‘onaanraakbaren’ van de samenleving op: de melaatsen. Jezus keer zich niet af. Hij toont geen weerzin. Hij raakt ‘de onaanraakbaren’ aan. Hij maakt hen opnieuw mens. Hij laat hun voelen wat het betekent Gods geliefde kinderen te zijn. Jezus laat de melaatse deel hebben aan het koninkrijk van God.

Bouwen wij een pantser rond ons hart of laten ook wij ons in de voetsporen van Jezus, Franciscus en Damiaan, raken door het (stille) lijden van mensen dichtbij of  aan de rand? Reiken ook wij de hand aan mensen in nood? Geven wij gehoor aan de oproep van mensen in moeilijkheden? Bouwen wij samen met hen aan Gods koninkrijk hier op aarde?

 

Ruben Boon