Naar aanleiding van de liturgische feestdag van Pater Damiaan (10 mei) vond op zondag 12 mei een plechtige Damiaanviering plaats in de Sint-Antoniuskapel aan het Damiaanplein in Leuven.
Het Evangelie voor deze dag kwam uit Lucas 6, 6-11:
Op een sabbat ging Jezus naar de Synagoge om te bidden. Er zat daar een mens met een verschrompelde rechterhand. De schriftgeleerden en farizeeërs hielden Jezus scherp in het oog, om te zien of hij op sabbat iets zou doen voor die mens. Ze zochten immers naar een motief om hem te kunnen beschuldigen. Maar Jezus doorzag hun opzet en vroeg hun:
“ Is het niet eerder geoorloofd op sabbat goed te doen dan kwaad?
Mag men op sabbat iemands leven redden, of moet men hem laten omkomen? Maar… zij zwegen. En toen werd hij kwaad en bedroefd tegelijk, omwille van hun verhard en verschrompeld hart. Hij liet zijn ogen over die zwijgende meerderheid rondgaan; en tot de mens met de verschrompelde hand zei hij:
“ Sta op. Kom in het midden staan. Steek uw hand uit”.
En de mens met de verschrompelde hand deed het. En hij werd weer helemaal zichzelf; hersteld in zijn waardigheid. Toen gingen de schriftgeleerden en de farizeeërs naar buiten en ze smeedden plannen om Jezus uit de weg te ruimen.
Bij dit stukje Evangelie hield voorganger Juliaan Vandekerkhove volgende homilie:
Jezus gaat naar zijn gewoonte op sabbat naar de synagoge om te bidden.Hij leeft volgens de praktijk van de Joodse traditie. Tegelijk doet hij moeite om een verkeerde mentaliteit te bestrijden van sommige fanatici, inzake het stipt onderhouden van die sabbat. Hij geeft uitdrukkelijk voorrang aan de mens boven de sabbat. Dit verhaal is het verhaal van Damiaan ten voeten uit. Ook een bron van waaruit hij geleefd en gewerkt heeft, vooral nadat hij de beslissende stap had gezet om naar Molokaï te gaan en om er ook te blijven ten einde toe.
Er zat daar een mens met een verschrompelde rechterhand. De rechterhand, de voorkeurshand, de meest waardevolle hand; een belangrijk symbool van kracht, nabijheid en contact van mensen onder elkaar, de rechterhand waarmee mensen elkaar begroeten (mensen geven elkaar de rechterhand); het is ook de hand waarmee gezegend wordt.
De verschrompelde rechterhand is binnen het Joodse systeem een handicap; die ook wel het gevolg kan zijn van een zondige levenswandel. In ongenade gevallen bij God.
Zou Jezus op sabbat iets doen voor deze mens, op een moment dat het volgens de wet niet mocht? De weldenkenden hielden hem scherp in het oog… Want één van de rabbijnse regels was dat een geneesheer alleen in geval van stervensgevaar een zieke mocht bijstaan.
Damiaan kwam naar Molokaï waar mensen zaten wier leven verschrompeld was; uitgestoten uit de maatschappij… Zou hij iets voor deze mensen doen wat niet volgens het boekje was? Zou hij dingen zeggen, schrijven en doen die het kerkelijk gezag alleen maar kan hekelen? Zoals een huwelijk inzegenen van nieuwe relaties die onder melaatsen waren ontstaan? Of de genademiddelen van de kerk niet onthouden aan stervende niet-katholieken?
‘Heren’, zei Jezus, ‘mag je goed doen op sabbat of niet? Het is het één of het ander. Iemands leven redden, of hem laten omkomen! Kansen laten liggen om iemand uit de knoei te helpen – of niet?
Maar zij zwegen… Een spionerende stilte. De zwijgende meerderheid van hen die hun verantwoordelijkheid niet willen of durven nemen; niet in hun kaarten laten kijken; geen kleur bekennen; buiten schot blijven. Zo worden mensen doodgezwegen; ook vandaag.
En toen werd hij kwaad en bedroefd tegelijk omwille van hun harde verschrompelde levenshouding. Hij strijdt tegen alle huichelarij, tegen alle verstarring. Dit is helemaal Damiaan. Hij kon kwaad en bedroefd worden omwille van het onbegrip en de tegenwerking, ook die vanuit zijn eigen kring. Hij bleef koppig doorgaan.
En toen Jezus zijn ogen liet rondgaan over de zwijgende meerderheid, zei hij tot de mens met de verschrompelde hand:
‘Sta op’. Blijf niet bij de pakken zitten. Doe zelf ook iets. Damiaan wilde melaatse mensen motiveren. Je bent een paar vingers kwijt;maar je hebt nog enkele andere…waarmee je goede zingen kan doen… Je bent wel gehandicapt, maar je bent in staat tot verassende inzet.
‘Kom in het midden staan’. Jij die altijd in de hoek staat of in de hoek gedreven wordt.. blijf niet in je hoekje zitten; verstop u niet. Je mag gezien zijn te midden van allen. Neem je waardige plaats in binnen de gemeenschap. Je mag meetellen, ook als je een lange afstand moet afleggen tussen de hoek waar je al zo lang in zit, en het midden.
Damiaan stelde geen vragen over het verleden van mensen. Heeft niemand vastgespijkerd op de situatie waarin mensen terecht gekomen waren, en waar hij/zij niet om gevraagd hadden. En wanneer hij een mens in nood wilde helpen, heeft hij niet eerst gevraagd welke zijn of haar geloofsbelijdenis was. Iedereen mocht er zijn en gezien worden. Kom in het midden staan!
‘Steek je hand uit’. Gebruik weer je sluimerende talenten. Hoor er weer volledig bij, met je eigen inbreng. Help mee aan je eigen herstel. Damiaan wilde mensen herstellen in hun waardigheid. Wat meer is dan fysisch genezen.
En toen de weldenkenden dit allemaal meemaakten gingen ze naar buiten. Ze werden nu ineens spraakzaam en overlegden hoe ze hem uit de weg konden ruimen. En zij slaagden erin. Omdat hij bewust koos voor de mens; omdat voor hem de mens er niet was voor de sabbat, maar de sabbat voor het geluk van de mens… werd hij gevaarlijk, en moest hij verdwijnen.
Ook Damiaan, die koos voor de mens, stootte op tegenwind en tegenwerking. Lijden, dat hij zeker niet heeft gezocht. Zijn solidariteit met de arme lijdende mens heeft hij beleefd en doorleefd als louterend en bevrijdend. Moreel lijden werd hem niet bespaard, zeker toen hij het vertrouwen van zijn bisschop en zijn overste volledig had verloren. Wie zich vereenzelvigt met de kleinsten is vaak een doorn in het oog van de weldenkenden.
Wanneer wij zoeken naar waar Damiaan zijn kracht vandaan haalde dan komen we terecht bij zijn religieus engagement, als bron van kracht om naar Molokaï te gaan en vooral om er te blijven.
De keuze voor de mens is een profetische dimensie van het engagement van religieuzen. Ook als ze al eens geprangd zitten tussen ‘het instituut’ en ‘het leven’, tussen ‘wet’ en ‘geweten’. De kracht van een religieus engagement doet je kiezen voor de mens en zijn geweten.
Tegelijk getuigt Damiaan dat hij het op Molokaï nooit zou volgehouden hebben zonder de Eucharistie en het gebed waaraan hij trouw was volgens de gewoonten en devoties van zijn tijd. Hij richtte trouwens ook een ‘aanbiddingsbond’ (een gebedsgroep) op, wat in de lijn lag van een opvallende trek van zijn religieuze congregatie.
Damiaan hoort niet thuis in de rij van hen die blijkbaar al van in de wieg of van in de prilste jeugd voorbestemd waren om eens plaats te nemen in de galerij van de helden en de heiligen; als een heilige die ver van mensen af staat, onbereikbaar.
Hij is veeleer een weerbarstige heilige. Geen heilige aan wie wij iets moeten vragen; maar een heilige die aan ons iets vraagt… om als kinderen van onze tijd onze tijdgeest te overstijgen, en door dit al doende te leren. Al doende leren kiezen voor de mens bolven de sabbat…
Bij elk Bijbelverhaal duikt een bezinningsvraag op : Wie ben ik in dit verhaal?
De mens in wier leven er iets verschrompeld is geraakt? En doe ik er iets voor om uit die situatie te geraken?
De bespieder die nauwgezet toeziet op de wetsvervulling van anderen?
Zit ik tussen die zwijgende massa die geen kleur bekent?
Of heb ik ook iets van Jezus van Nazareth en van Damiaan die voorrang geeft aan de mens boven wet en tempel; of wil ik tenminste zo iemand worden?