Damiaans afreis naar Molokaï heeft veel weg van een last minute. Snelle beslissing. Overhaast vertrek. Geen tijd om te pakken. Onvoorbereid. Vol verrassingen. Na een weekje of twee terug thuis. Het retourticket heeft Damiaan evenwel niet nodig gehad. Aangekomen in het ‘zieke paradijs’ van Molokaï, wil hij niet meer weg, ook al laat het verblijf vaak te wensen over.
Negen jaar is Damiaan missionaris op het eiland Hawaii (Big Island) als hij begin mei 1873 inscheept naar het naburige eiland Maui. Bisschop Maigret heeft zijn priesters samengeroepen voor de inwijding van de nieuwe kerk van Wailuku. Na de plechtige gebeurtenis brengt hij een dringende kwestie naar voor: de zielzorg in de melaatsennederzetting op Molokaï. Hij staat huiverig tegenover de opoffering van zijn jonge priesterkrachten. Tegelijk voelt hij de pastorale nood waarin de zieke bewoners van de kolonie verkeren. Niemand wil hij dit offer zomaar opleggen. Uiteindelijk bieden vier priesters zich vrijwillig aan om beurtelings de melaatsen bij te staan. Damiaan vertrekt als eerste. Hij heeft amper tijd om stil te staan en koffers te pakken. Samen met de bisschop komt hij op zaterdagmorgen 10 mei 1873 aan op het strand van de kolonie. Enkele nieuwsgierige bewoners troepen samen op het strand. De bisschop deelt hun het heuglijke nieuws mee dat ze voortaan een priester zullen hebben. Damiaan en Maigret nemen afscheid maar niet definitief. Monseigneur verwacht hem immers al twee weken later terug. De aankomst van Damiaan in de melaatsenkolonie laat de gemoederen niet los. Damiaan wordt lof toegezwaaid als de christelijke held die onversaagd en zonder complexen de verafschuwde ziekte en de gevreesde ballingschap trotseert.
Damiaans vrijwillige keuze voor de melaatsen zet iets in beweging. Zijn oversten kunnen niet anders dan zijn verblijf verlengen. De christelijke held verlangt echter meer. Teruggaan naar zijn oude missiepost is geen optie. Hij wil zijn leven geven voor deze arme zieken. In een brief aan pater generaal van augustus 1873 blikt hij terug. Bij het verlaten van Kohala, het district op het eiland Hawaii waar hij toen werkte, hoorde hij een innerlijke stem die zei dat hij zijn dierbare parochianen nooit meer zou weerzien. In al die jaren had hij een sterke band met hen opgebouwd. Zijn nakend vertrek naar Maui vervulde hem met heimwee en droefheid. De voorzienigheid heeft hem, via Maui, naar Molokaï gebracht. God zelf stuurt zijn gaan en staan. Zelf heeft hij al snel het gevoel dat hij hier, in de melaatsenkolonie van Molokaï, zijn roeping als priester-missionaris en kind van de Heilige Harten pas echt in vervulling kan laten gaan.
Daar staat Damiaan dan aan land die zaterdagmorgen 10 mei 1873. Hij heeft amper bagage bij. Op een brevier en nog wat priesterspullen na is hij in algehele armoede gekomen. Meteen schrijft hij zijn overste om “een kist met wijn, boeken voor geestelijke lezing en studie, een paar hemden, een lange broek, schoenen, een bel, wat rozenkransen en catechismussen, grote en kleine hosties, een zak bloem en een afsluitbare kist met sleutel”. De eerste weken slaapt hij in open lucht, onder een pandanusboom. Die pandanusboom, die hem de eerste nachten op Molokaï een gevoel van geborgenheid geeft, trekt ook minder aangename levensvormen zoals schorpioenen, mieren en muskieten aan. Het is dat of slapen bij een melaatse… De vreselijke ziekte doet hem huiveren en vervult hem aanvankelijk met veel weerzin. Koste wat het kost wil hij die overwinnen. Ook Jezus raakt de melaatse aan…
Waarom dit verhaal aan het begin van de vakantieperiode? Omdat het ons laat nadenken over ‘vakantie nemen’. Na alle drukke bezigheden, bekommernissen en stress van het afgelopen werkjaar, willen we het hoofd leeg maken, tot rust komen en de batterijen opladen. In de vakantiemaanden gaan we op zoek naar het zoek geraakte evenwicht, naar de verloren harmonie in de relatie met onszelf, met de mensen rondom ons (de anderen) en met God (de Ander). Al wat dat evenwicht en die harmonie heeft verstoord proberen we op een lager pitje te zetten (drukke bezigheden), te vermijden (stress) of los te laten (bekommernissen). Vakantie gaat terug tot het Latijnse zelfstandige naamwoord ‘vacatio’ dat slaat op een periode, vrij van verplichtingen en op het Latijnse werkwoord ‘vacare’ dat zoveel betekent als ‘vrij maken’ of ‘leegmaken’.
We proberen tijd vrij te maken en onze agenda leeg te houden, of toch niet helemaal. We proppen onze valiezen vol en gaan op reis. Maar heeft vakantie wel te maken met volle valiezen? Eigenlijk niet. Vakantie is een terugkeer naar de essentie, naar een evenwicht. Het is opnieuw tijd vrij maken voor onszelf, voor de mensen rondom ons en voor God. Damiaan kwam zonder veel bagage aan op Molokaï. Hij liet zijn bezigheden en bekommernissen als traditionele missionaris op het eiland Hawaii achter zich en kwam vrij en met open lege handen aan in de melaatsennederzetting. Klaar om te ontvangen. Bereid om tot zichzelf en zijn roeping te komen. Bereid om alles te geven voor zijn zieke medemensen. Luisterend naar Gods oproep. Een werkjaar lang hebben we alles kunnen geven, hopelijk mogen we tijdens deze vakantie opnieuw ontvangen en een nieuw evenwicht vinden. Zo komen we net als Damiaan als herboren en nieuwe mensen uit een welverdiende vakantie.
Auteur: Ruben Boon